Ghana ligt aan de westkust van Afrika. Het grenst westelijk aan Ivoorkust, noordelijk aan Burkina Faso, oostelijk aan Togo en zuidelijk aan de Golf van Guinea.Ghana is een land aan de westkust van Afrika. Het grenst westelijk aan Ivoorkust, noordelijk aan Burkina Faso, oostelijk aan Togo en zuidelijk aan de Golf van Guinea.
De drie noordelijke regio’s Upper West, Upper East en Northern Region zijn een kleine 100.000 km² groot, met een bevolking van ongeveer 3,2 miljoen inwoners. De Upper East Region is de kleinste van de drie met een oppervlakte van 9000 km², maar ook de meest bevolkte. Het gebied is oorspronkelijk onderdeel van de bos-savannen van Guinee tot Soedan, maar het is nu een kaal en open land met gemiddeld niet meer dan 10 tot 12 bomen per hectare.
Het noorden van Ghana is in vele opzichten achtergesteld is ten opzichte van centraal of zuid Ghana. De bewoners hebben het laagste inkomen per persoon en hebben weinig toegang tot sociale diensten.
45% van de bevolking is jonger dan 18 jaar en 20% is ouder dan 60 jaar. De vrouwen vertegenwoordigen 56% van de bevolking. De kindersterfte is er het hoogst van heel het land. Er is een jaarlijks terugkerend voedseltekort net voor de oogstperiode.
Klimaat
Ghana kan opgedeeld worden in een zuidelijk en een Noordelijk gedeelte met grote verschillen.
Het zuiden heeft vier seizoenen: hevige regenval van april tot juni gevolgd door een korte relatief droge periode in juli en augustus. Een tweede regenseizoen begint in september en duurt tot eind november. Er is een hoge luchtvochtigheidsgraad, dikwijls tot boven 90%.
Het noorden kent maar twee seizoenen. Het regenseizoen begint eind mei en eindigt in september. De gemiddelde temperatuur is dan 32°C. De lucht is vaak zwaarbewolkt. De hevige regens beginnen in de maand juni en zijn het zwaarst in september, met hevige stormen.
Het droge seizoen begint midden oktober en duurt tot eind mei. De temperatuur daalt dan eerst tot gemiddeld 27°C. De lucht is helder en de luchtvochtigheid kan dalen tot 10%. In dit seizoen voert de Harmattan, een woestijnwind veel stof aan.
Na de Harmattan, normaal in maart, start het hete seizoen met temperaturen die kunnen oplopen tot 40°C. Noch het stof, noch de bewolking hinderen dan de straling van de zon. Een plekje in de schaduw is dan van groot belang.
In dit seizoen is de klassieke landbouw onmogelijk. Op geïrrigeerde gronden wordt aan tuinbouw gedaan.
Verwoestijning
Het noorden van Ghana gaat gebukt onder de gevolgen van de oprukkende Sahara-woestijn.
De Sahel-strook die door verwoestijning steeds breder wordt.
Doordat de Ghanezen bomen kappen en niet voor nieuwe aanplant zorgen verandert de omgeving en het klimaat. Het wordt steeds heter, de bodem verschraalt en er vindt erosie plaats. De oorzaak van het achterwege blijven van een nieuwe aanplant heeft te maken met een taboe op het planten van bomen. Ghanezen geloven in het spreekwoord “Boompje groot, plantertje dood”. Op het moment dat een boom de eerste vruchten zal gaan geven, sterft er iemand in de familie van de planter, zo luidt hun sterke overtuiging. De Ghanees Christopher Ampumperongo heeft dit taboe weten te doorbreken met hulp van Pater Frans Meddens. Meddens was ruim 10 jaar werkzaam in Ghana en daarna op afstand als netwerker en initiator betrokken bij veel projecten. Hij ‘ontdekte’ de talenten van Christopher en deelde de interesse voor tuinbouw met de jonge Christopher. Door veel gesprekken te voeren met de dorpshoofden zijn er langzaam boomplantgroepen van de grond gekomen. In de Upper East Region (het Noordoosten van Ghana) zijn er inmiddels meerdere groepen actief die bomen planten.
Mensen gebruiken het hout dat ze kappen voor meedere doeleinden. Van het maken van werktuigen en gebruiksvoorwerpen tot het gebruik van hout als brandstof.
Naast deze meer onschuldige aanpak is er nog een andere verwoestend fenomeen: “Bushfires“. Bushfires ontstaan aan het einde van het oogstseizoen. Om de percelen vrij te krijgen van onkruiden en ongedierte branden boeren de percelen af. Helaas zijn deze vuurhaarden moeilijk te controleren waardoor er grote oppervlaktes af kunnen branden. Soms komen de compounds waar mensen leven hierdoor in brandgevaar. Ook zijn er jagers die brandhaarden stichten om zodoende het wild op te jagen.
Door de bushfires gaat er kostbaar organisch materiaal verloren en wordt de erosie versneld.
De samenleving
In de noordelijke regio’s leven ongeveer 20 verschillende etnische groepen. Polygamie is de normale sociale organisatie maar neemt traag af o.a. onder de invloed van het christendom. De taakverdeling tussen man en vrouw is ongeveer hetzelfde in de onderscheiden bevolkingsgroepen. De traditionele man-vrouw verhoudingen zijn in het nadeel van de vrouwen.
De mannen staan in voor de woning. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de voorziening van het basisvoedsel en beheren de voedselreserves van de familie.
De meeste andere materiële noden behoren tot het domein van de vrouw. Zij staat in voor de kinderen, zorgt voor extra voedsel, kleding, onderwijs en medische verzorging. Om dit alles te betalen doet zij ook nog inkomensgenererende activiteiten; zij hebben een eigen stukje grond om te bebouwen en gaan naar de markt om hun producten te verkopen. Zij kookt en zorgt voor water en brandhout. Ondanks het feit dat zij het grootste aandeel leveren in arbeid (65% van het werk op het land, 90% van de verwerking van de producten, 70% van het verkoopwerk) en het feit dat ze verantwoordelijk zijn voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen hebben zij traditioneel geen eigendomsrechten voor roerende en onroerende goederen.
Bij het huwelijk verhuist de vrouw naar de compound van haar echtgenoot. De vrouw staat in een heel zwakke positie. In het noorden van Ghana is het erfrecht gebaseerd op de mannelijke afstammingslijn. Grond en uitrusting worden van man op man overgedragen.
Een compound is een verzameling van binnenplaatsen, hutten en andere constructies zoals graansilo’s, kippenren enz…, omgeven door een buitenmuur. Hierin leeft de ‘extended family’. Vader, moeder, opa’s en oma’s, ooms en tantes, neven en nichtjes, soms wel 50 of meer. Rond de binnenplaats worden de andere hutten en keukens gebouwd. De hutten zijn traditioneel gebouwd met een ronde vorm. Ze hebben ofwel een plat dak van leem, ofwel een puntdak van stro. Ze hebben een diameter van 2 tot 3 meter met één ingang afgesloten met een mat van gedroogd gras. Onder invloed van buitenaf worden tegenwoordig ook rechthoekige hutten gebouwd. Het platte dak is toegankelijk door midddel van een trap. Bovenop worden de granen gedroogd en soms ook geslapen. De gewone hutten zijn slaapplaatsen of opbergruimten.
De mensen zijn erg religieus. Rondom Bolgatanga is er een grote diversiteit van Godsdiensten, naast de traditionele Godstdiensten. Vaak treft men er ook mengvormen aan.
Inkomsten
Een groot gedeelte van de bevolking in Noord-Ghana is afhankelijk van de inkomsten uit landbouw en veeteelt. Dit is nagenoeg de enige economische activiteit en hoofdzakelijk afgestemd op eigen voorziening. De landbouw heeft te kampen met een aantal ongunstige factoren: inefficiënte landbouwmethodes, één regenseizoen met zeer grillige regenval en een zeer lang droogseizoen.
Veeteelt gebeurt op kleine schaal en dient meer als zekerheid, reserve voor slechte tijden en als bruidschat. De veeteelt kent, als gevolg van de droogte, een lage productiviteit en dus lage opbrengsten. Omdat de grond over het algemeen schraal is, en er weinig regen valt is er voor de meeste huishoudens jaarlijks een voedseltekort. De meest kritieke tijd is van Maart tot Juni, aan het einde van het droge seizoen. Er is weinig water beschikbaar omdat het grondwaterpeil erg laag is en oppervlaktewater meestal niet in de buurt is. Opvangen en opslaan van regenwater is moeilijk vanwege gebrek aan middelen maar ook door erosie (zie ook Verwoestijning). Zware buien en de Harmattan (een sterke wind in de Sahara) brengen de bodem sterk in beweging, zodat soms slechts kale rotsen achterblijven. Als de oogsten tegenvallen wordt de bewoners geconfronteerd met honger.
Gedurende het droge seizoen zijn de landbouwactiviteiten zeer beperkt. Omdat er ook nauwelijks andere economische activiteiten zijn migreren veel mannen dan naar het zuiden om zo voor een bijkomend inkomen te zorgen. Ook jongeren verlaten de dorpen omdat ze geen toekomst meer zien en trekken naar de steden in het zuiden. Voor de achterblijvende familie betekent het minder druk op de voedselreserves van hun familie en een kans op extra inkomen.
Het noorden wordt (te lang) beschouwd als de arbeidersreserve voor het Zuiden. Eerst was er de slavernij, na de afschaffing hiervan was het de arbeidsreserve voor de plantages en de mijnbouw. Met de jaarlijkse migratie van mannen naar het zuiden wordt dit imago bevestigd.
De streek verkeert in een kritieke situatie door het alsmaar verslechterende milieu en de vele onvruchtbare, uitgeputte gronden. De regens gedurende het korte regenseizoen zijn essentieel voor de landbouw maar beschadigen jaar na jaar de traditioneel in leem gebouwde huizen en de dijken voor de opvang van water bij de reservoirs.
De regens zijn ook de oorzaak van de sterke erosie die de humuslaag steeds dunner maakt.
In de streek groeit het milieubewustzijn, men probeert de erosie tegen te gaan. De overheid bevordert het gebruik van natuurlijke meststoffen (groenbemesting). In het kader van de milieubescherming lopen er meerdere boomplantprojecten.
Het noorden heeft geen delfstoffen en is lang verstoken gebleven van degelijke infrastructuur. Er zijn geen spoorwegen;weinig verharde wegen en beperkte aansluiting op het electriciteitsnet. Ook het onderwijs is traag op gang gekomen.